woensdag 1 januari 2014

De Contra-Verlichting: De Ravage van Rousseau (2)

In de Verlichting kwamen de rede en de mens centraal te staan. Maar er was ook een beweging die zich hiertegen verzette: die vast wilde houden aan geloof, absolute machthebbers die hun autoriteit ontleenden aan God in een totalitaire staat. In deze serie: Rousseau. 


Rousseau is de uitvinder van het 'sociaal contract' als prijs voor de vrijheid: 'volkswil onder de staat'. 

Vervolg van deel 1: de contra-Verlichting

Het persoonlijke leven van de Frans-Zwitserse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) doet vreemd eigentijds aan. Zelfbeklag en paranoia worden afgewisseld met verkeerde beslissingen en het ontlopen van verantwoordelijkheid. Dat wijst op sociaal-determinisme en vrijewilsontkenning dat we vandaag nog goed herkennen in het linkse mensbeeld. De mens is van nature goed, maar het is de samenleving en het systeem die de mens corrumperen. Iconisch voor Rousseau's denken is het beeld van de edele wilde, de mens in zijn pure, natuurlijke staat voor de val uit het paradijs dat nu het ideaal is geworden van de groenen. 

Er is niets ambivalents aan Rousseau's ethiek: hij dacht dat zijn doctrine van twee substanties de sleutel was voor een goede moraal [Jonathan I. Israel, Radical Enlightenment, 2001, p., 2001, p. 719].

Hij zag in de decadentie van het klassieke Athene de kwalijke invloed van de rede. Hij vond de rustiekere, militaristische Spartanen veel nobeler en puurder. Hun abjecte gewoonte pasgeborenen bloot te stellen aan de elementen - nu in dispuut - zou zo maar Rousseau's inspiratiebron kunnen zijn geweest om zijn eigen vijf kinderen te onderwerpen aan het regime van het Parijse weeshuis.

Hoewel Rousseau al voor het uitbreken van de Franse Revolutie is gestorven (1778), is zijn rechtvaardiging van het gebruik van geweld de inspiratiebron geweest voor de Jacobijnse Terreur. In 1792 stond de burgermilitie tegenover het Pruisische leger bij Valmy, dat in Parijs de monarchie wilde gaan herstellen. De Jacobijnen behaalden een psychologische overwinning.

Eerder had in de hoofdstad een meute de Tuillerieen bestormd. Meer dan duizend politieke gevangenen werden aan moten gehakt. Fabre d'Eglantine verklaarde vanaf de barricaden: "Laat het bloed van de verraders de eerste massamoord zijn voor vrijheid, zodat we, als we marcheren tegen de vijand, ons geen zorgen hoeven maken wat er achter ons ligt!"

Na de 'massamoord voor de vrijheid' zouden er nog vele volgen. Het is een typisch gevolg van de constellatie van ideeen die Rousseau eigen is. De belangrijkste ingredienten staan in "Profession de Foi". Het is een algehele afwijzing van traditie, openbaring en geinstitutionaliseerde macht. [Radical Enlightenment, p. 718]

Rousseau is de bron van iedere illiberale, gewelddadige opstand sinds de Franse Revolutie. Hij blijkt bovendien de vader te zijn van veel andere ellendige, collectivistische tradities: de Romantiek, socialisme, filosofisch agrarisme, communeautarisme, nazisme, en uiteindelijk ook de contra-Verlichting en het postmodernisme (inclusief anti-humaan ecofascisme).

Velen zijn afgedaald in zo'n collectivistische hel. In Frankrijk heeft Rousseau's radicale gelijkheidsideaal geleidt tot de Jacobijnse Terreur; in Duitsland tot links en rechts socialisme met bekende afloop; in Rusland en het Verre Oosten tot communisme, mensgemaakte hongersnoden en slachtpartijen op grandiose schaal. In China liep Mao Zedongs Grote Sprong Voorwaarts uit op de grootste massamoord in de menselijke geschiedenis; in de Cambodjaanse, agraristische uitroeiingscampagne van de Rode Kmer vondt twintig procent van de totale bevolking de dood. 

Waarom Rousseau anders is

Rousseau is anders in vele opzichten. Bij hem begint de ideologische tegenstelling in de Westerse cultuur tussen het Angelsaksische en continentale denken; bij Rousseau eindigt de Verlichting en begint de contra-Verlichting: Rousseau is in essentie anti-modern.

Hij volgt ogenschijnlijk het traditionele pad van de Verlichtingsdenkers, maar zijn radicale standpunten verschillen cruciaal: zijn anti-individualisme [Isaiah Berlin, "Against the Current", 2001], zijn anti-kapitalisme en verwerping van eigendomsrechten ("Radical Enlightenment", p. 273), tegen wetenchap en technologie (Luddisme), radicale gelijkheidsidealen, en de impliciete ethiek, dat het 'nobele' doel, alle middelen heiligt.

Rousseau wordt vaak opgevoerd als de ultieme verlichtingsdenker, maar het is duidelijk dat hij juist alle stellingen en waarden van de Verlichting afwijst. Er is geen twijfel mogelijk - Rousseau is de Ground Zero van de contra-Verlichting.

Rousseau geloofde niet in wederzijds vrijwillige samenwerking, of in de goedaardige effecten  van gezond eigenbelang op de samenleving (Bernard Mandeville (1670-1733), "The Fable of the Bees"). Hij was van mening dat, "de samenleving nauwelijks behoefte heeft aan de menselijke liefde voor zichzelf en zijn verlangen om haantje de voorste te zijn." ["Radical Enlightenment", p. 273]. Rousseau was een duidelijke propagandist voor het altruisme: het offeren van anderen aan eigen idealen. 

Rousseau's radicale gelijkheidsideaal vindt zijn echo in de gedachte, dat rationele en hardwerkende mensen met hun inhumane machines, de monarchie zouden vervangen als slavendrijvers van de gewone man: ze zijn nog beter en nog gewetenlozer in het verzamelen van aardse goederen. Hij vond de scheiding van wetenschap en kunst van politieke en kerkelijke controle schadelijk voor de samenleving en voor de menselijke moraal. [Bloom, 1990]. We zien hier een pleidooi voor versmelting van seculariteit (wetgeving) en private autonomie (religie, ethos en moraal). Maar het kan nog erger!

'Volkswil onder de staat' voor vrijheid

Rousseau is de uitvinder van het eerste sociale contract als prijs voor de vrijheid. Hij is ook de vader van een collectivistische notie, die zich het beste laat vertalen als 'volkswil onder de staat'. Het is een concept waarbij de staat de wil van het volk uitdrukt. In de democratische vrijstaat is dat natuurlijk precies andersom: het is de collectieve staat die het volk vertelt hoe de staat het wil.  ["Radical Enlightenment", p. 720].

"Voor de vestiging van de 'volkswil onder de staat' hoeft het volk alleen de dictaten van de staat te accepteren". Voor Rousseau is dit de essentie van "werkelijke beschaving". De 'strijd tussen rijk en arm' wordt dan middels 'afgedwongen zelfheersing' naar een hoger plan getild.

Met dat morele dilemma uitbesteed aan de staat, zouden mensen vrij zijn van materialistische, aardse verlangens om tot volle potentie te komen. De mens wordt dus geisoleerd van zijn sociale en economische context, waarin hij normaal leeft en interacteert met zijn medemens. De ideale staat, een hemel op aarde, zonder woekeraars en zorgen over aardse zaken - de blauwdruk voor de totalitaire staat was geboren!

Deze statistische benadering van 'vrijheid' - een groteske abominatie - werd nader uitgewerkt door Karl Marx, die schreef: "Kapitalistische, individuele vrijheid is de meest complete onderdrukking van vrijheid en is de onderwerping van het individu aan sociale condities". [Marx, "Grundnisse", pp. 131].

"Vrijheid kan slechts bestaan voor de gesocialiseerde mens, samenwerkende producenten, die op een rationele manier hun interactie met de natuur reguleren, brengen het onder de gemeenschappelijke controle (van de staat), in plaats van er blind door geleid te worden; vrijheid bereiken met de minste moeite en onder condities die goed en menswaardig zijn" [Marx, "Selected Writings", pp. 496].

En zo geschiedde het, dat de mens werd gescheiden van de realiteit, zijn natuur en zijn moraal: alle volgelingen van Rousseau wilden op de een of andere manier de individuele vrijheid beheersen om condities te creeren, die nodig werden gevonden om 'de ware vrijheid' te creeren. Rousseau's concept van 'volkswil onder de staat' zou het meest bloedige instrument voor sociale maakbaarheid worden in de menselijke geschiedenis.

De Atlantische Rug

In de Verenigde Staten was Thomas Jefferson de meest prominente aanhanger van de Franse Revolutie. Maar eigendomsrechten en Vrijheid in de geest van John Locke, De Montesquieu en Adam Smith stonden met de Amerikaanse Grondwet in graniet gebeiteld.

Er zijn nogal wat eerste beginselen waarvan de Franse Revolutie verschilt van de Amerikaanse onafhankelijkheid. Dat is collectivisme versus individualisme, en anti-rede versus rede. Het eerste leidt tot relativisme, waarmee het op den duur zelfmoord pleegt. Amerikanen worden op het rechte pad gehouden door Christelijke waarden, constitutionele beginselen en soeverein patriottisme.

Desalniettemin glijdt de huidige Democratische Partij steeds verder af van het ideaal van individuele rechten en wordt de partij in een wurggreep gehouden door postmoderne demagogen. De goede revolutie dreigt 250 jaar later toch nog het slachtoffer te worden van de slechte. 

In Europe is de situatie totaal verschillend. John Locke's invloed bleef beperkt tot de Britse eilanden. Frankrijk en Duitsland hebben beide tradities volgens Rousseau. In Duitsland kwam die invloed binnen via de contra-Verlichters, de Duitse Idealisten, met name Kant en Hegel. Het gevaar voor de terugkeer naar collectivisme moet altijd worden gevreesd, zeker met een instituut als de EU, dat gebaseerd is op Hegeliaans etatisme.

Momenteel is er een hang naar post-democratisch elitarisme op het Europese continent: de geest van Rousseau is springlevend. Zijn radicalisme, gecombineerd met de idee dat de geindustrialiseerde mens niet deugd, maken Rousseau tot de vader van alle gewelddadig verzet.

De zero-sum benadering van de economie is ook typerend voor de egalitarist, Rousseau. Het heeft de media een permanent praatpunt verschaft, dat bij voorkeur rond de kerst wordt gedebiteerd: een nieuw rapport van die en die NGO wijst uit dat ook dit jaar de rijken weer rijker zijn geworden, en de armen armer. Dit is een aperte leugen. Maar gelijkheidsnihilisten zijn dol op dit soort propaganda, dat eindeloos wordt herhaald, wellicht om die reden alleen.

Rousseau en religie

De grote geesten van de eigenlijke Verlichting - de aanhangers van Spinoza wellicht uitgezonderd - zagen het Christendom niet als een aartsvijand. Voor hen waren religie en de Verlichting natuurlijke bondgenoten. God is de bron van natuurlijke rechten. Rousseau was geen uitzondering, maar zijn kennis van de Christelijke politieke geschiedenis was erg beperkt. Daardoor mistte hij de matigende, sociale rol van het Christendom. Hij zag het geloof als een zuiver spirituele zaak.

De Christenen die Rousseau beschrijft, staan zo ver van de werkelijkheid, dat ze nauwelijks herkenbaar zijn: ze zijn zo gespiritualiseerd dat ze onthecht lijken van de realiteit. Ze vertonen een verbluffende disinteresse voor alle aardse zaken. Het kanaliseren van energie door de  'volkswil door de staat' , gekoppeld aan het negeren van het Christelijke geloof als bron van materiele waarden, staat centraal in het denken van Rousseau. 

Religie moest van Rousseau. "... de staat kan niet ... vrijblijvend zijn in zijn tolerantie jegens ongelovigen, of religie zien als een zaak van individueel geweten. Daarom moeten gevaarlijke ideeen over toleratie en de scheiding van kerk en staat worden afgewezen" en "religie is zo fundamenteel belangrijk dat de ultieme straf (de doodstraf) voor ongelovigen gerechtvaardigd is ..." [Stephen R.C. Hicks, "Explaining Postmodernism", Scholargy Press, 2004, p. 98].

Hoewel verzot op religie als machtsmiddel, moest Rousseau na de publicatie van "Emile" tijdelijk onderduiken in Bern, omdat hij gezocht werd. "Emile" werd algemeen gezien als irreligieus en opruiend.

De Erfenis

Rousseau, de hater van de beschaving, werd door de contra-Verlichters op handen gedragen. Dat geldt ook voor hun postmoderne nazaten. Dat heeft ze er evenwel niet van weerhouden selectief te winkelen in zijn gedachtengoed. Marx bijvoorbeeld accepteerde Roussseau's kritiek op Locke's economische mens, maar bleef de Verlichting trouw waar het wetenschap en technologie betreft. Marx ging zelfs zo ver, dat hij zijn eigen ideologie de naam Wetenschappelijk Marxisme meegaf, eigenlijk meer een pseudo-wetenschappelijke rationalisering van zijn sociaal-economische hypothesen.

Zowel Hegel als Rousseau stonden aan de wieg van Marx' theorie, het dialectisch materialisme. Het thema is een wereldbeeld dat bestaat uit een tweedeling, waarin onderdrukkers en onderdrukten tegenover elkaar staan. Postmodernisten hebben een variant bedacht voor de 21e eeuw. Daarin worden blanke, heterosexuele mannen gezet tegenover de rest, verdeeld in groepen minderheden.

Rousseau's visie van een nobele oerwereld die verwoest wordt door het egoisme van de mens, heeft de basis gelegd voor het huidige groendenken waarin cultuur en de mens separaat van de natuur worden gezet als vijanden. 

Ironie

Hoewel Rousseau ervan overtuigd was, dat beschaving de reden is voor morele neergang, had hij er geen idee van dat zijn volgelingen, door de objectieve werkelijkheid af te wijzen, het kind van de moraal met het badwater zouden wegspoelen. Ondanks 250 jaar najagen van de genocidale erfernis op zoek naar Rousseau's ideale, maakbare samenleving, is er onder de Westerse intelligentsia nog behoorlijke aanhang te vinden, met name in het hoger onderwijs, kunst en cultuur, de media, alle lagen van bestuur, de politieke elite, de adviesklasse, het maatschappelijk middenveld en in alle sectoren van de machtsstructuur.

De postmoderne erfgenamen zijn als altijd toegewijd aan het ondermijnen van de vrijheid, en kijken weg van de slachtoffers, die de filosofie van Rousseau heeft voortgebracht: 110 miljoen doden zijn blijkbaar nog niet voldoende om de abjectheid ervan aan te tonen.

In aanmerking nemend, dat totalitaire samenlevingen de hedendaagse versie zijn van het leven in stamverband, precies waar Rousseau zo'n bewondering voor had, kan zijn ideale samenleving best beschreven worden als een totalitaire, primitieve boerenstaat. Zoiets dat ontstaat, als je de milieubeweging zijn gang laat gaan. Frankrijk, het land van Rousseau, met zijn groene, zacht glooiende heuvels bezet met pittoreske, staats- en EU-gesubsidieerde boerennederzettingen, is een rijp voorbeeld van een sterk gecentraliseerde machtsstaat.

Ironisch is ook, dat Rousseau's overtuiging, dat de rede de oorzaak is van menselijk egocentrisme, terwijl iedere humanitaire organisatie ter wereld elke dag weer zijn ongelijk aantoont.

Postmodernisme of Rousseauisme?

Rousseau is de bron waaraan alle geledingen van het postmodernisme zich laven: milieu- en dierenactivisten, derdewereld-isten (Baran-Wallerstein), feministen (alle golven), anarchisten, consuminderaars, theoretici op het terrein van identiteit- en genderpolitiek, homorechtenbeweging, traditionele socialisten van divers pluimage, en 'klassieke' postmodernisten (poststructuralisten e.d.).

In de chaos van het failliet, de demoralisering en de grandiose mislukkingen, is er voor hen maar een doel overgebleven. Het verenigt deze ideologen met die andere actor op het wereldtoneel met wie ze zoveel gemeen hebben. De confrontatie van de radicale islam is een feest van herkenning!

Het is opmerkelijk, dat iedere klantgroep die ze ooit hadden, nu zonder markeren overboord wordt gekeild ten faveure van intolerante moslims: het is terug naar de wortel van Rousseau. Vrouwen en homo's bekijken het maar met hun emancipatie! Het plan: een strategie om het kapitalistische Westen te deconstrueren middels 'irrationele middelen van de wil.'

In de volgende posting in deze serie: Emmanuel Kant: "Ik vond het nodig om kennis te verwerpen teneinde ruimte scheppen voor het geloof." Deel 3.


Links naar de serie over de Contra-Verlichting
Deel 1: Inleiding
Deel 3: Contra Kant
Deel 4: Hegel Gehekeld

Engelstalige bewerking, The Counter Enlightenment
Part 1: Introduction