De filosofie van het objectivisme biedt een uniek alternatief als tegenhanger van alle conventionele, altruïstische theorieën over oorlog en moraal
Meer artwork van de objectivistische cartoonist, Bosch Fawstin op zijn blog.
Inleiding
Kan oorlog moreel worden gevoerd? Deze vraag beantwoordde Michael Walzer positief in
1977 toen hij zijn uitwerking van de 'Just war theory' formuleerde.
In deze paper wordt de 'Just war theory'' van Walzer bekritiseerd vanuit een objectivistisch
perspectief. Deze kritiek spitst zich toe op de morele principes en biedt een alternatief.
De noodzaak van moraliteit in een oorlog is waar deze theorieën elkaar vinden, moraliteit is
essentieel voor een mens en dus ook voor de mens in een staat van oorlog. De verwijdering
treedt op wanneer we die moraliteit nader bestuderen. De theorie van Walzer is
gebaseerd op altruïsme; het objectivisme predikt rationeel-egoïsme als leidend principe.
Het objectivisme is de filosofie gecreëerd door wijlen Ayn Rand (1905-1982).
Het Amerikaanse defensiebeleid zal worden besproken om de volgende twee redenen.
- Het objectivisme is een Amerikaanse filosofie die in principe universeel kan worden toegepast.
- Vanwege de Amerikaanse oorsprong van de filosofie zijn al mijn bronnen ook gericht op de Verenigde Staten.
Deze Amerikaanse filosofie stelt onder meer dat het belang van de eigen soldaten voorrang
dient te krijgen boven die van vijandelijke troepen en burgers van de vijandige natie. Het is
het doel van deze paper om de verschillen tussen de 'Just war theory' (red.: JWT) en het objectivistische
alternatief helder te presenteren. Deze vergelijking zal zich concentreren op drie gebieden.
Ten eerste wordt het mensbeeld van beide theorieën vergeleken.
In tweede instantie wordt verwezen naar de voorwaarden voor oorlog die beide theorieën hebben
geformuleerd. Het derde aspect dat wordt besproken is de uitwerking van deze theorieën in
de vorm van beleid.
Deze paper is wetenschappelijk relevant omdat het objectivisme een uniek alternatief
biedt als tegenhanger van alle conventionele theorieën over oorlog. Het verschilt van
realisme, pacifisme en idealisme vanwege een fundamentele andere visie op de mens.
De ''Just war theory'' is een goede concretisering van verschillende stromingen gebaseerd op
morele principes. Deze paper kan als een aanzet dienen voor een debat binnen de
academische kringen van de politieke wetenschap en internationale betrekkingen in het
bijzonder.
De maatschappelijke relevantie van oorlog is enorm en dit komt omdat oorlog alle
aspecten van een maatschappij beïnvloedt. Het Objectivisme legt de schuld van een
misdadig regime gedeeltelijk bij de burgers van die natie en geeft hiermee een nieuw inzicht
in de relatie burger-overheid en de morele implicaties die dit mee brengt in tijden van
oorlog.
In deze paper zal vooral de ethiek en de politieke uitwerking van het Objectivisme
worden gepresenteerd waarbij de metafysica en de epistemologie de fundering zullen
vormen. Het objectivisme is een verlichtingsfilosofie in extremis en het is volgens Ayn Rand
de filosofische vervolmaking van de Amerikaanse verklaring van onafhankelijkheid en de
Amerikaanse constitutie. Het is een afwijzing van de dominante westerse filosofische
uitgangspunten.
Het is essentieel om een goed beeld te krijgen van wat de rechtvaardige
oorlogstheorie van Walzer inhoudt om vervolgens dieper in te gaan op de leidende principes
van de ''Just war theory''.
Een introductie tot de objectivistische visie op oorlog is noodzakelijk maar zal zich concentreren
op twee kernbegrippen, altruïsme (de afwijzing hiervan) en egoïsme (het propageren van). Hierna volgt een concretisering van deze principes in de alternatieve egoïstische oorlogstheorie
die de''Just war theory'' op fundamentele punten tegenspreekt.
Als beide theorieën helder uiteen zijn gezet kunnen de verschillende voorwaarden
voor oorlog van beide doctrines worden geformuleerd. De moraliteit van het Amerikaanse
defensiebeleid wordt verder in deze paper besproken met als illustratie de oorlogen tegen
Nazi-Duitsland, Shintoistisch-Japan en eventueel islamitisch-fundamentalistisch Iran.
Ter afsluiting zal er een een conclusie volgen van de gehele paper.
Theoretisch kader: De morele principes van de 'Just war theory'
De rechtvaardige oorlogstheorie werd in 1977 verfijnd door Michael Walzer in zijn
boek "Just and Unjust Wars". Deze doctrine is vandaag de dag het meest gedoceerde
academische werk op Amerikaanse universiteiten en militaire academies zoals West-point.
Het hele idee van een rechtvaardige oorlog is hoofdzakelijk beïnvloed door "Just and unjust
wars". Michael Walzer positioneerde zijn theorie als tegenhanger van pacifisme en realisme.
Het pacifisme stelt dat geweld in elke vorm van geweld immoreel is en de 'Just war' theoretici stellen vast deze houding geen weerstand kan bieden aan tirannie.
Het is immers altijd mogelijk dat een of meerdere individuen wel geweld zullen plegen.
Een dergelijke theorie zou een te groot gevaar vormen voor de mensen die deze theorie aanhangen.
Het realisme kiest de andere kant van het spectrum en stelt dat oorlog geen enkele
morele beperkingen kent: "War is a world apart, where life itself is at stake, where human
nature is reduced to its essential forms, where self-interest and necessity prevail" (Walzer,
1977:3). Het realistische argument voor het voeren van oorlog zonder moreel kompas is
gebaseerd op hun beeld van de mens en de menselijke natuur: "War strips away our civilized
adornment and reveals our nakedness". (Walzer, 1977:4) Het is een visie die de mens als van
nature egoïstisch identificeert en die deze natuur als verwerpelijk beschouwt.
De oorspronkelijke rechtvaardige oorlogstheorie is ontwikkeld door de Christelijke
theoloog Augustinus die schreef over het gebruik van geweld door individuen. In antwoord
op de vraag of een Christen ooit het plegen van een moord kan rechtvaardigen, met in de
gedachte de Bijbelse implicaties van 'keer de andere wang toe' stelde Augustinus het
volgende: "One can use force, not to protect oneself, but to protect one's neighbor". De academicus Jean Elshtain, auteur van het hoog aangeschreven boek Just War Against
Terror, legt uit:
"For early Christians like Augustine, killing to defend oneself alone was not enjoined: It is better to suffer harm than to inflict it. But the obligation of charity obliges one to move in another direction: To save the lives of others, it may be necessary to imperil and even take the lives of their tormenters" (Elshtain, 2003:57).
Het is volgens Augustinus dus rechtvaardig om de rechten van je medemens te verdedigen
als deze worden bedreigd maar onrechtvaardig om je eigen rechten te verdedigen
De ontwikkeling vanaf Augustinus tot aan Walzer kenmerkte zich door een
toenemende invloed van secularisering en het was deze invloed die van de "Just war theory" een theorie maakte die ruimte bood aan zelfverdediging. De rechtvaardige oorlogstheorie
maakt een onderscheid tussen rechtvaardigheid in het aangaan van een oorlog (jus ad bellum)
en rechtvaardigheid in een oorlog (jus in bello).
In dit respect wordt oorlog dus altijd
tweemaal beoordeeld. Walzer deed een poging om oorlog als een eenduidig concept te
duiden met twee verschillende onderdelen: "The morality of jus ad bellum and jus in bello is
at the heart of all that is most problematic in the moral reality of war" (Walzer, 1977:21).
Hoe komt het mensbeeld van Walzer tot uiting in de rechtvaardige oorlogstheorie? Oorlogen
worden gevochten door soldaten in dienst van naties: "In our judgments of the fighting, we
abstract from all consideration of the justice of the cause. We do this because the moral
status of individual soldiers on both sides is very much the same: they face one another as
moral equals". (Walzer, 1977:127)
Het standpunt dat ongeacht de context vechtende soldaten van beide zijdes moreel
gelijkwaardig zijn is exemplarisch voor het mensbeeld van Walzer.
Zijn visie kende een belangrijk zij het niet exclusief humanitair karakter, het redden van
anderen in situaties van nood stond bij Walzer bovenaan de prioriteiten van interventiebeleid:
"The chief dilemma of international politics is whether people in danger should be rescued by military forces from outside". (Walzer, 1977:p.xi) De rol van de soldaat is die van dienaar en het belang van de burgers van de vijandige naties gaan voor "A soldier must take careful aim at his military target and away from nonmilitary targets. He can only shoot if he has a reasonably clear shot; he can only attack if a direct attack is possible . . he cannot kill civilians simply because he finds them between himself and his enemies" (Walzer, 1977:174).
De rechtvaardige oorlogstheorie is bedoeld als een beperking op de toegestane
handelingen van soldaten in een oorlog gebaseerd op morele principes''Simply not to
intend the deaths of civilians is too easy. . . . What we look for . . .is some sign of a positive
commitment to save civilian lives...if saving civilian lives means risking soldiers’ lives the
risk must be accepted''. (Walzer, 1977:155-156).
Het zijn precies dergelijke uitgangspunten die worden bekritiseert door objectivistische
academici. Dit mensbeeld vormt de basis voor het vastleggen van voorwaarden voor oorlog
en deze hebben hun uitwerking op de uiteindelijke strijd op de grond.
Theoretisch kader: Basisprincipes van de objectivistische oorlogstheorie
De objectivistische oorlogstheorie kent twee fundamentele uitgangspunten, namelijk
een egoïstische filosofie gekoppeld aan een politiek van zelfverdediging. Het is van belang
om deze twee begrippen volgens de objectivistische filosofie te duiden en af te zetten tegen
de doctrine die hier de tegenhanger van is, de acceptatie van het altruïsme als leitmotif.
De dominantie van het altruïsme is ingebed in alle religies en is door vele intellectuelen als
de morele standaard geaccepteerd. Ook de voorstanders van een rechtvaardige oorlog
hebben deze moraliteit als een gegeven moreel legitiem uitgangspunt beschouwd.
Ayn Rand doorbrak als een van de weinige filosofen deze trend en ze stelde de volgende simpele
vraag:
Now there is one word—a single word—which can blast the morality of altruism out of existence and which it cannot withstand—the word:“Why?” Why must man live for the sake of others? Why must he be a sacrificial animal? Why is that the good? There is no earthly reason for it—and, ladies and gentlemen, in the whole history of philosophy no earthly reason has ever been given'' (Rand, 1974:61).
Yaron Brook identificeerde altruism e op de volgende wijze: "Altruism literally
means other-ism; it holds that one should live one's life in selfless service to the needs of
others, with sacrifice for their sake as the highest virtue. To act for one's own sake,
according to altruism, is immoral". (Brook, 2006:23)
Het objectivisme wijst elke vorm van altruïsme af en propageert rationeel egoïsme. De term
egoïsme is volgens Rand in het de Engelse woordenboeken verkeerd geïnterpreteerd als
gevolg van een maatschappelijke filosofische crisis. Het egoisme van Rand is niet
vergelijkbaar met dat van bijvoorbeeld Nietschze(vandaar haar toevoeging ''rationeel'').
''In popular usage, the word “selfishness” is a synonym of evil; the image it conjures
is of a murderous brute who tramples over piles of corpses to achieve his own ends, who
cares for no living being and pursues nothing but the gratification of the mindless
whims of any immediate moment. Yet the exact meaning and dictionary definition of the
word “selfishness” is: concern with one’s own interests. (Rand, 1964:vii)
De voorwaarden voor het voeren van oorlog van de 'Just war theory'
De eerste voorwaarde voor oorlog de 'just cause' of die van het rechtvaardige doel
roept de vraag op: Wat is een rechtvaardig doel? Over het algemeen beschouwen 'Just war' voorstanders geheel in de traditie van Augustinus het beëindigen van een humanitaire crisis
als het klassieke rechtvaardige doel. Een dergelijke crisis is het product van geweld en het is
volgens Walzer dus rechtvaardig om de partij die het geweld initieerde de oorlog te
verklaren. "Nothing but agression can justify war" (Walzer, 1977:62)
De tweede morele
vereiste om over te gaan tot oorlogsvoering is die van oorlog als 'last resort' of laatste
redmiddel. Dit houdt in dat voordat over kan worden gegaan tot het voeren van oorlog eerst
alle andere opties moeten worden overwogen zoals diplomatie en economische
sancties: "Do justice unless the heavens are (really) about to fall". (Walzer, 1977:231) De implicaties van een dergelijk beleid zullen in een latere paragraaf in deze paper worden
besproken.
De derde voorwaarde voor oorlog is volgens Walzer de aanwezigheid van de goede
intenties. Deze voorwaarde heeft vooral betrekking op de interactie tussen soldaten en
burgers van de vijandige natie. De stelregel die Walzer hanteerde is de volgende: ''The
intention of the actor is good, that is, he aims narrowly at the acceptable effect: the evil
effect is not one of his ends, nor is it a means to his ends, and aware of the evil
involved he seeks to minimize it, accepting costs to himself". (Walzer, 1977:155)
De vierde voorwaarde is die van de 'proportionality' of van de proportionaliteit. "Proportionality is a matter of adjusting means to ends". (Walzer, 1977:120) Het gaat hier
dus om een kosten en baten afweging, is de prijs van vechten de pijn van de tegenstander
waard? (Walzer, 1977:119)
De vijfde voorwaarde is die van de 'discrimination' of van het onderscheid maken
tussen onschuldige burgers en schuldige tegenstanders. In de optiek van Walzer is een strikt
onderscheid maken verplicht wanneer mogelijk.
De zesde voorwaarde is die van de 'legitimate autority' of legitieme autoriteit. De
voorstanders van de Just War Theory stellen dat elke beslissing om over het vechten van een
oorlog en het verklaren van een oorlog moet worden genomen door een legitieme autoriteit.
Walzer stelt dat de legitimiteit van een overheid afhankelijk is van de instemming van haar
bevolking. Deze instemming is eerder symbolisch dan concreet en komt neer op een variant
van het sociaal contract. De overheid moet een bepaalde zorg dragen voor haar burgers, een
overheid die deze zorg in het geheel niet draagt heeft geen recht op soevereiniteit.
(Walzer, 1977:54)
Een objectivistisch alternatief op de voorwaarden van de Just war theory
Het in 2006 gepubliceerde artikel "Just war theory vs American Self-Defense" geschreven door Yaron Brook dient Michael Walzer van repliek.
De in het voorgaande beschreven voorwaarden van de Just war theory
zijn in de optiek van hedendaagse objectivisten zeer ambigue en de waarde hangt
af van wat men onder rechtvaardigheid verstaat. Walzer en voor hem Augustinus
beschouwen het altruïstische namelijk als het rechtvaardige en daarom bekritiseert het
objectivisme deze doctrine.
De voorwaarden van Walzer zijn instrumenten voor dictaturen om te misbruiken
tegenover de vrijere landen die überhaupt meer respect hebben voor regels en conventies.
Deze criteria dwingen vrijere landen in een altruïstisch keurslijf, hoe strikter deze regels
worden gevolgd des te groter het gevaar. Het is namelijk zo dat als een vrij land zich
werkelijk zou houden aan deze criteria het enorm kwetsbaar zou zijn tegenover een
tegenstander die niets opheeft met individuele rechten en rechtvaardigheid.
Het fenomeen is
te vergelijken met het systeem van taxatie dat wij in Nederland kennen, hoe productiever je
bent des te meer je moet afdragen en des te zwaarder de last op de schouders.
Het is van belang om de invloed van Walzer en andere voorstanders van deze
doctrine: op waarde te schatten en Yaron Brook, de directeur van het Ayn Rand Institute
deed de volgende bewering: "Walzer's prescriptions are not the idle musings of an ivory
tower philosopher they are exactly the sort of 'rules of engagement' under which U.S.
soldiers are fighting—and dying—overseas" (Brook en Epstein, 2006:6)
Het rechtvaardige is
volgens het objectivisme het rationele en het egoïstische. Als we deze houding toepassen op
oorlog gaat het belang van de eigen natie, de eigen soldaten en de eigen burgers voor die van
de tegenstander. Een rechtvaardig doel is het verdedigen van de eigen belangen tegenover
een natie die geweld heeft geïnitieerd.
De wens om te appelleren aan de voorwaarden van Walzer zijn duidelijk zichtbaar,
als 'Just cause' werd het afzetten van Saddam voorop gesteld en de bevrijding van de
burgers van Irak. "Bush supplemented the alleged self-defense portions of each mission with
massive campaigns to relieve Afghan and Iraqi suffering—suffering that constituted
uncontroversially 'just causes'". (Brook, 2006:21).
Let wel hierom heette de invasie-operatie
van de Amerikanen niet 'Protecting America' maar operatie "Iraqi freedom". De voorwaarde van oorlog als laatste redmiddel speelt enkel misdadige dictaturen in
de hand, het verzwakt het land dat wordt aangevallen of onder dreiging staat. Deze
beperking op de mogelijkheden van het voeren van oorlog maken zelfverdediging bijna
onmogelijk.
Een natiestaat zou zich pas kunnen verdedigen als de raketten van de agressor al
halverwege zijn. Zelfs in situaties waar er sprake is van een objectieve dreiging maar niet
van een concrete wekelijke daad van geweld mag de bedreigde natie zich niet verdedigen
totdat het laatste uur is aangebroken (last resort).
De oorlog zou niet het laatste redmiddel
moeten zijn maar afhankelijk van de kracht van de vijandige natie de eerste optie om een
dreiging te doen verdwijnen. Dat wil zeggen dat voordat het kritieke punt is aangebroken
actie is gerechtvaardigd.
De derde voorwaarde voor oorlog volgens de voorstanders van de Just war theorie
zijn die van de 'good intentions' of van de goede intenties. De enige goede intenties die
relevant zijn voor de moraliteit van een oorlog zijn de intenties van de verdedigende naties
tegenover de eigen burgers. Het militair handelen moet zijn gericht op het uitschakelen van
de agressor op de meest efficiënte manier. Alle secundaire belangen als het verspreiden van
democratie zijn voor het voeren van oorlog niet relevant.
De altruïstische Christelijke
oorsprong komt hier duidelijk naar voren en Yaron Brook legde dan een een relatie tussen
goede intenties en altruïsme gebaseerd op eerdere uitspraken van Augustinus en
Walzer: "According to Just War Theory, it is wrong for a nation to be exclusively concerned
with its own well-being in deciding whether to go to war; it must demonstrate concern for
the well-being of the world as a whole—including the well-being of the nation it is
attacking. Only such a concern will yield a “good outcome”—that is, an altruistic
outcome". (Brook, 2006:9)
De voorwaarde die oproept tot het uitoefenen van proportionaliteit bij
zelfverdediging is wederom een criterium die de dictaturen in de kaart speelt en helpt
tegenover de landen die zij bedreigen en aanvallen. Het concept proportionaliteit heeft een
beperkte waarde en in de context van nucleaire bommen en raketaanvallen bestaat er niet zo
een dergelijke maatstaf.
Het belangrijkste doeleinde moet zijn het eindigen van de schending
van rechten van de burgers in de verdedigende natie. Als het mogelijk is onderscheid te
maken tussen de schuldigen en de onschuldige burgers moet dit gebeuren en worden
gerespecteerd. Het is echter zo dat een dergelijk onderscheid zeer moeilijk te maken is en de
pogingen hiertoe de slagkracht van de verdedigende natie doen afnemen.
De kansen van de
agressor stijgen zolang die erin slaagt dit onderscheid te vertroebelen. Denk hierbij aan het
gebruik van onschuldige burgers als menselijke schilden en Guerrilla-oorlogsvoering die
niet kan worden bestreden zonder burgerslachtoffers te riskeren. Brook analyseerde de
voorwaarden van de proportionaliteit en onderscheid als volgt: "The requirements of 'proportionality' and 'discrimination' are deadly to the nation that takes them
seriously". (Brook, 2006:20)
De enige legitimiteit die het objectivisme erkent is de mate waarin een overheid
individuele rechten respecteert. Het is volgens deze zienswijze dus zo dat een dictator geen
soevereiniteit kan claimen noch enige legitieme autoriteit. Als het verdedigende land een
strengere dictatuur kent dan de aanvallende natie heeft de verdedigende natie geen recht op
de morele claim van soevereiniteit en legitimiteit. Ayn Rand zei het volgende over dit
onderwerp:
"Dictatorship nations are outlaws. Any free nation had the right to invade Nazi Germany and, today, has the right to invade Soviet Russia, Cuba or any other slave pen. Whether a free nation chooses to do so or not is a matter of its own self-interest, not of respect for the non-existent “rights” of gang rulers. It is not a free nation’s duty to liberate other nations at the price of self-sacrifice, but a free nation has the right to do it, when and if it so chooses". (Rand, 1965:104)
In de context van internationale betrekkingen zijn
dictaturen eigenlijk vogelvrij en heeft ieder relatief vrijer land de vrijheid om deze landen
binnen te vallen. Deze vrijheid is wel contextueel en geldt alleen als het vrijere land niet
binnenvalt met als doel het installeren van een nieuwe dictatuur.
De moraliteit van het Amerikaanse defensiebeleid
Het is Amerikaanse beleid is door de jaren heen van koers veranderd. De oorlogen
tegen Nazi-Duitsland en Shintoistisch-Japan werden gevoerd op basis van wat objectivisten
een egoïstische moraal zouden noemen. Het was een politiek die in tegenspraak zou zijn met
de later geadopteerde 'hb. De bombardementen op Dresden, Hiroshima en
Nagasaki waren het product van een egoïstische strategie hoofdzakelijk gericht op het eigen
belang en niet op het belang van de vijandige natie. De bombardementen op Dresden
knakten het Duitse verzet en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki zorgen ervoor
dat de Japanse imperialistische keizer inzag dat verder verzet tegen de Amerikanen zinloos werd.
Het voorbeeld van de oorlog tegen Japan
Deze overwinning op Japan vond plaats
zonder het verlies van leven van een enkele Amerikaanse soldaat, dit is een lichtend
voorbeeld van een succesvolle egoïstische benadering van oorlog. (Lewis, 2006:5-6)
Michael Walzer had deze oorlog, gebaseerd op de door hem geformuleerde voorwaarden
ongetwijfeld als onrechtvaardig bestempeld. Walzer had op basis van de mogelijkheden die
zijn theorie toestaat voor zelfverdediging een oorlog wel goedgekeurd (jus ad bello) maar
zeker niet de wijze van oorlogsvoering (jus in bello).
Er trad echter een verandering op in het Amerikaanse buitenlandse beleid waardoor deze
steeds meer was gericht op de principes die Walzer in 1977 zou formuleren.
De objectivistische filosoof, historicus en politicoloog wijlen John David Lewis maakte in
zijn artikel "No Substitute for Victory: The defeat of Islamic Totalitarianism" de volgende
analyse van het Amerikaanse buitenlandse beleid: "Pragmatism and altruism dictate
American foreign policy today-as they have done over fifty years. To be practical is to be
pragmatic and to be moral is to be altruistic". (Lewis, 2006:6)
Met betrekking tot de oorlog die de Verenigde staten voert tegen terrorisme schreef Leonard
Peikoff, de intellectuele erfgenaam van Ayn Rand het volgende: ''The greatest obstacle to
U.S. victory is not Iran and its allies, but our own intellectuals. Even now, they are
advocating the same ideas that caused our historical paralysis. They are asking a
reeling nation to show neighbor-love by shunning 'vengeance'. (Peikoff, 2001:1)
De objectivisten Peikoff, Brook en Lewis identificeren de huidige 'rules of
engagement' als het product van een altruïstische doctrine die het Amerikaanse onderwijs
domineert. Objectivisten propageren een terugkeer naar het beleid die zorgde voor
overwinningen op Duitsland en Japan. De les die Amerika moet trekken uit de mislukte
oorlogen in Irak en Afghanistan is die van het falende altruïstische beleid gebaseerd op de
lessen van Walzer.
Conclusie
De hoofdvraag die deze paper heeft getracht te beantwoorden is: Welk alternatief
biedt de objectivistische oorlogstheorie ten opzichte van de Just war theory?
Om tot een bevredigend antwoord te komen is in eerste instantie de rechtvaardige
oorlogstheorie van Walzer uiteengezet. In tweede instantie is de objectivistische filosofie
geïntroduceerd en vervolgens is het verschil tussen de twee theorieën aangetoond.
De moraliteit van de Just war theory is de moraliteit van het altruïsme, welke volgens
objectivisten niet verenigbaar is met het concept zelfverdediging van in een context van
oorlog.
De oorsprong van Just war is Christelijk en deze altruïstische erfenis draagt het
nog steeds met zich mee. Van Sint Augustinus tot aan Michael Walzer propageren deze
intellectuelen de glorie van altruïsme en de verplichting tot het beschermen van andere
mensen. Het mensbeeld dat spreekt uit de Just war theory is volgens objectivisten die van
de mens als instrument tot de bevrediging van de belangen van anderen.
Het Objectivisme stelt geheel in contrast met deze theorie dat het individu centraal
staat, dat enkel het individu rechten kan claimen en dat het individu rationeel egoïstisch zou
moeten handelen.
Het principe van zelfverdediging is essentieel voor het overleven van het individu en
wanneer het betrekking heeft op staten zijn dezelfde principes van toepassing.
De voorwaarden waaronder oorlog mag worden gevoerd uit zelfverdediging verschillen dan
ook als we de Just war theory vergelijken met de objectivistische oorlogstheorie.
Het moge duidelijk zijn dat de filosofische verschillen tot uiting komen in de geformuleerde
voorwaarden voor oorlog.
Het objectivisme biedt een egoïstische theorie van
zelfverdediging in plaats van een in hun ogen contradictoire altruïstische variant.
We concluderen ter afsluiting dat de keuze een van beide theorieën is gebaseerd op het
mensbeeld dat het kiezende individu heeft. Deze paper diende ter verheldering en bood
ruimte tot het contrasteren van twee op moraliteit gebaseerde oorlogstheorieën.
De strijd tussen deze twee zienswijzen kan zelfs een oorlog van ideeën worden genoemd en
evenals een werkelijke oorlog kan elke valse aanname desastreuze gevolgen hebben.
Literatuurlijst
Zie oorspronkelijk posting op Yernaz Ramautarsings blog "Atlantis", 21 juli 2012
Gerelateerd