vrijdag 16 augustus 2013

Een blinde vlek voor het kwaad

De interim regering in Egypte heeft de bezetting door de Moslim Broederschap van twee plaatsen in Cairo ontruimd. Er zijn daarbij vele doden gevallen. Er is verontwaardigd gereageerd

Als we niet exact analyseren, veroordelen we de verkeerde partij.

Op terrorismawareness.org geeft het David Horowitz Freedom Center een overzicht van de parallellen tussen radicale islamieten en de nazi's. Jonathan Rosenblum schreef in de Jerusalem Post een artikel over hetzelfde thema.

Het kwaad bij de naam noemen


Door Jonathan Rosenblum

Tijdens zijn eerste bezoek aan een van de bevrijde vernietigingskampen zei de geallieerde opperbevelhebber generaal Dwight D. Eisenhower "Sommigen vragen zich af waar we voor vechten. Laat ze maar eens hier komen, dan kunnen ze zien waartegen we vechten."

Eisenhowers opmerking bevat een belangrijk inzicht: soms is het belangrijker om de aard van het kwaad te definiëren dan wat goed is. Over het laatste zullen de meningen onvermijdelijk uiteenlopen. Maar dat hoeft het vormen van een consensus rond de definitie van het kwaad niet in de weg te staan.

Ik werd hier de afgelopen week aan herinnerd toen ik The Third Jihad bekeek, het derde deel van een trilogie van documentaires over de dreiging van de radicale islam, geproduceerd door Raphael Shore en Wayne Kopping. Aan het einde van de documentaire, verklaart een van de geïnterviewde experts, de voormalige functionaris van de inlichtingendienst CIA Clare Lopez: "De echte oorlog is tussen de waarden van vrijheid en barbarisme. Als wij de strijd niet erkennen als een gevecht om onze beschaving, dan kunnen we ons net zo goed vandaag overgeven."

De laatste keer dat het Westen geconfronteerd werd met een bedreiging waar onze beschaving als geheel op het spel stond, weigerden velen de aard van het conflict te erkennen. In Troublesome Young Men, geeft Lynne Olsen een aangrijpend relaas van een groep jonge conservatieve backbenchers die uiteindelijk de Britse premier Neville Chamberlain afzetten en in zijn plaats Winston Churchill aanstelden, bijna een half jaar na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. 

Engeland ging die oorlog volkomen onvoorbereid in en lag in alle opzichten ver achter op Duitsland, behalve wat de marine betrof. Zelfs nadat Groot-Brittannië de oorlog verklaarde na de invasie van de nazi’s in Polen, voerde Chamberlain deze halfhartig en droomde van een aanstaande vrede. Groot-Brittannië en Frankrijk bombardeerden uitsluitend Duitse militaire doelen, die nauw gedefinieerd werden. Piloten van de Luftwaffe volgden ondertussen orders op om “enig mededogen uit hun harten te bannen”, waarbij ze vrolijk vrouwen en meisjes neermaaiden die aardappelen aan het plukken waren, kerken en ziekenhuizen bombardeerden en peuters die snel in veiligheid werden gebracht beschoten.

DE PARALLELLEN tussen toen en vandaag zijn griezelig. Chamberlain, net als de Amerikaanse president Barack Obama vandaag de dag, was verzekerd van een overweldigende meerderheid in het parlement. Zijn partijgenoten handhaafden de fractiediscipline met ijzeren hand – denk aan Rahm Emanuel – en backbenchers die afweken van de partijlijn zetten hun politieke toekomst op het spel.

Een andere interessante overeenkomst is dat Chamberlain bijna unaniem op het kruiperige af werd gesteund door de pers en de BBC. Met inbegrip van zelfopgelegde censuur van de informatie die het Britse publiek bereikte. Na de Anschluss toonden de Britse kranten geen foto’s van de honderden die werden neergeschoten na de machtsovername door de nazi’s, of van de duizenden die gearresteerd en naar concentratiekampen gestuurd werden, of van nazisoldaten die Joodse artsen, advocaten en professoren dwongen de straten te schrobben en toiletten schoon te maken op hun handen en knieën. Toen journalisten Chamberlain vragen stelden over deze zaken snauwde hij hen toe dat ze dergelijke “Joods-communistische propaganda” niet moesten geloven, en daarmee was de zaak afgedaan.

De Britse pers negeerde zowel de omvangrijke bewapening van Duitsland voorafgaand aan de oorlog als de deerniswekkende paraatheid van de Britten. Zowel voor- als nadat de oorlog was uitgebroken werd het vermelden van Hitlers toespraken of citaten daaruit die een heel andere indruk van zijn doelen hadden kunnen geven onderdrukt. Zoals een Brits TV-personage 40 jaar na dato wrang opmerkte: Het is moeilijk om de pers te censureren als zij vrij wil zijn, maar een fluitje van een cent als zij haar vrijheid vrijwillig opgeeft.”

Chamberlain heeft Mein Kampf, waarin Hitler zijn toekomstige plannen voor de Joden en Duitse veroveringstochten op opvallende wijze uiteenzet, nooit gelezen. Chamberlain zag in hem allesbehalve een kwaadaardige man, maar dacht dat hij een “gentleman” was, met wie hij zaken kon doen. Keer op keer was hij geschokt als hij er achter kwam dat Hitler tegen hem had gelogen, hoewel ook dat was aangekondigd in Mein Kampf. De toekomstige premier Harold Macmillan zei hierover: "Hij geloofde niet dat er mensen bestonden die het ene zouden zeggen en het andere zouden doen … Het was werkelijk bedroevend.”

Volgens Olsen kon Chamberlain "gewoon niet geloven dat [Hitler en Mussolini] oorlog wilden. Zich vastklampend aan de veiligheid van zijn onwetendheid, creëerde hij een vredelievend beeld van hen dat de werkelijkheid trotseerde.” Een decennium lang deden de Engelsen en Fransen niets in reactie op de fascistische agressie in Abessinië (Ethiopië), Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije, en zelfs verdomd weinig in de nasleep van de Duitse invasie in Polen.

Frankrijk en Engeland moedigden op die manier Hitler aan om te geloven dat zij te zwak waren om te winnen – een inschatting waarmee hij bijna gelijk kreeg. Daar zouden we de les uit hebben moeten trekken – maar dat gebeurde niet – dat zij die hopen een oorlog te ontlopen door appeasement later onvermijdelijk moeten vechten onder slechtere condities. Geen enkel moment realiseerde Chamberlain zich dat Hitler een morele bedreiging vormde voor de westerse beschaving. Als gevolg daarvan, toonde hij veel meer meedogenloosheid bij het bestrijden van diegenen in zijn partij die zijn beleid in twijfel durfden te trekken dan bij het bestrijden van Hitler.

HET ONVERMOGEN om Hitler te erkennen als belichaming van het kwaad is de meest angstaanjagende parallel met vandaag. President Ronald Reagan werd door de westerse elite beschimpt omdat hij de Sovjet-Unie het Rijk van het Kwaad noemde, net als president George W. Bush voor het onderbrengen van Iran, Noord-Korea en Irak onder Saddam Hoessein in de As van het Kwaad.

Het Westen is nog steeds niet in staat om het kwaad te erkennen of geloof te hechten aan uitspraken van slechte mensen. Ayatollah Khomeini maakte lang geleden duidelijk dat hij bereid was om “Iran in vlammen te zien opgaan”, als de wereldwijde heerschappij van de islam daarmee gediend werd. De zekerheid van wederzijdse vernietiging - Mutual Assured Destruction – is voor Mahmoud Ahmadinejad “geen afschrikking maar een aanmoediging”, zegt Bernard Lewis, de grootste in leven zijnde autoriteit op het gebied van de islam. Het tafereel in Beslan overziend, waar Tsjetsjeense moslims bijna 300 Russische schoolkinderen vermoordden, merkt een van de commentatoren uit The Third Jihad kort en bondig op: Waarom zouden degenen die niet twijfelen om hun eigen kinderen de dood in te sturen aarzelen om andermans kinderen te doden?

Desalniettemin getuigt het vandaag de dag in het Westen van grote wijsheid om de bedreigingen van Ahmadinejad of de speculaties van Iraanse leiders over de wiskundige wetmatigheden van een kernoorlog met Israël niet serieus te nemen. De mullahs zijn allesbehalve gek, zo verzekerde Roger Cohen ons twee maanden geleden in de The New York Times, toen hij uitlegde waarom de VS niet moesten toegeven aan Israëlische hysterie over de Iraanse nucleaire dreiging. (Cohen geeft nu tenminste toe dat hij zich bedrogen voelt als het gaat om de Iraanse leiders, maar een intrekking van zijn beschrijving hoe Israël de Amerikaanse buitenlandse politiek in een wurggreep houdt heb ik nog niet gezien).

Obama heeft geen zin in een confrontatie met de radicale islam. Hij wil zelfs niet toegeven dat deze een expansionistische agenda heeft. Als hij dat wel zou doen, zou hij met een antwoord moeten komen dat verder reikt dan het bakken van zoete broodjes. Als hij commentaar geeft op het neermaaien van burgers door het Iraanse regime laat hij nog niet eens een vleugje van de opwinding zien die hij toont als hij het heeft over de Israëlische nederzettingen. 

Vertaald uit het Engels door Clark Kent (De links in het artikel zijn door mij toegevoegd; CK)

Dit artikel verscheen eerder op 29 juni 2009 op Het Vrije Volk onder de titel "Het Kwaad Bij de Naam Noemen" en op Pomonieuws.nl op 6 mei 2013.