De volgende zes martelmethoden mogen uitsluitend worden toegepast op de meest onverzettelijke en hardnekkigste 'high-value' gedetineerden:
- slaapdeprivatie d.m.v. een sterk verlichte cel en rapmuziek (met teksten die voor moslims bijzonder aanstootgevend zijn) die op hoog volume wordt afgespeeld gedurende maximaal 40 uur;
- gedetineerden dwingen om gedurende maximaal 40 uur te staan;
- gedetineerden met de vlakke hand in het gezicht slaan;
- gedetineerden met de vlakke hand in de onderbuik slaan;
- een naakte gedetineerde in een lege cel met een temperatuur van 10 °C zetten en hem natspuiten met koud water om hem gedurende één nacht nat te houden;
- waterboarding: een gedetineerde wordt op zijn rug liggend vastgesnoerd en krijgt gedurende twee minuten cellofaan over zijn gezicht getrokken, waarbij tevens water over zijn gezicht wordt gegoten. Het niet kunnen ademen, het water dat over het gezicht stroomt en het cellofaan dat diep in de keel wordt gepropt om een kokhalsreflex op te wekken, geven het gevoel te verdrinken.
Deze methoden van 'ondervraging onder druk' zijn zonder meer vormen van marteling. Indien ze worden toegepast onder medische supervisie zullen ze geen blijvend letsel toebrengen. Datzelfde kan niet worden gezegd van gevangenen die naar hun land van herkomst worden gebracht, om in aanwezigheid van een CIA-medewerker te worden onderworpen aan de daar gebruikelijke martelingen.
Het idee van toepassing van martelmethoden roept terecht afschuw op. Dat de regering Bush de bovenstaande 'ondervragingsmethoden' niet wil erkennen als marteling, drijft haar critici tot razernij en vele medestanders tot wanhoop. Helaas maken de tegenstanders van marteling de fout te stellen dat marteling onder alle omstandigheden slecht is.
Dit is een uiting van intrinsicisme: het idee dat dingen in zichzelf, in hun wezen, goed of slecht zijn. Zonder toetsing aan een objectieve standaard. Een voorbeeld hiervan is de overtuiging van gelovigen dat het Woord van God goed en waar is, of bij milieuactivisten dat iedere soort een intrinsieke waarde heeft.
Dat het toepassen van marteling zoveel weerzin oproept is in het licht van de geschiedenis niet zo vreemd. Neem de praktijken van de Inquisitie, waar mensen onder marteling toegaven zich schuldig te hebben gemaakt aan ketterij. Van recenter datum is de vervolging van politieke tegenstanders in linkse en rechtse dictaturen, op grond van onder marteling verkregen 'bekentenissen'. De recent op Film1 vertoonde film "Red Dust" geeft een beeld van de vervolging en marteling van ANC-activisten in Zuid-Afrika onder het Apartheidsregime. De bruutheid en het sadisme worden pijnlijk duidelijk in beeld gebracht. Dat er maar weinigen zijn die er expliciet voor uitkomen dat zij marteling onder bepaalde omstandigheden toelaatbaar achten is dan ook niet zo vreemd.
Impliciet is de stellingname altijd veel ambivalenter geweest. In een artikel in National Review bespreekt Jonah Goldberg enkele films als "Guarding Tess" en "Patriot Games", waarin de held marteling toepast om net op tijd informatie te verkrijgen om één of meer slachtoffers te behoeden voor een gruwelijk lot. Uiteraard gaat het maar om films, maar ze reflecteren vaak wel de heersende cultuur.
Na de aanslagen van 11 september 2001 is deze ambivalentie zichtbaarder geworden. Uit een opiniepeiling van eind 2005 bleek dat 61% van de Amerikanen marteling toelaatbaar acht in een z.g. ticking-timebomb-scenario. Voor de media in Europa was dat groot nieuws en reden voor verontwaardigde hoofdredactionele commentaren. Totdat bleek dat een meerderheid van de 'moreel superieure' Europeanen er ook zo over dacht.
Als standaardbeleid is marteling zonder meer een groot kwaad. Niet zozeer omwille van die arme terroristen, maar omdat het de eigen organisatie corrumpeert. Van de cipier, via de ondervrager, de inlichtingendienst tot aan de hoogste rangen bij de overheid. Competente medewerkers worden gedemoraliseerd en raken uitgeput. Hun rangen worden aangevuld door sadisten en perverselingen. De database met informatie raakt vervuild met foutieve informatie, omdat wanhopige gevangenen dingen vertellen waarvan ze denken dat hun kwelgeesten ze willen horen.
In bijzondere situaties, waarin snel handelen vereist is, ligt het echter anders. Bijvoorbeeld bij een dreigende aanslag die voorkomen kan worden m.b.v. informatie waarover een gevangen terrorist beschikt. Vanwege het vergevorderde stadium van uitvoering is informatie over personen, tijd en plaats vrijwel direct te toetsen aan de werkelijkheid. Onder deze omstandigheden komt het afzien van marteling neer op het opofferen van onschuldige burgers aan het comfort en welzijn van een terrorist.
Laten we vooral niet vergeten dat er geen morele gelijkwaardigheid is tussen het initiëren van dwang of geweld - zoals het martelen van ketters of politieke tegenstanders om bekentenissen af te dwingen - en het gebruik van geweld ter verdediging - zoals het martelen van een terrorist om een dreigende aanslag te voorkomen. Israël heeft naar verluidt wel eens Palestijnse terroristen gemarteld om dreigende aanslagen te voorkomen. En wie blij is dat de recente poging om wel 10 vliegtuigen op te blazen is verhinderd, doet er goed aan het artikel van Duns Ouray over de noodzaak van het martelen nog eens te lezen.
*Bron: The Intellectual Activist Daily, 9 december 2005:
"Last month, six CIA operatives came forward to reveal the six methods of torture approved by the agency. These methods are not allowed to the US military. They're not allowed at Guantanamo Bay. They're only to be used at secret detention facilities in Afghanistan, Thailand, Poland, and Romania. They're only to be used against the most incorrigible of the high-value detainees".Zie ook: Guantanamo and the Geneva Convention, door Harry Binswanger
Dit artikel verscheen eerst op 9 september 2006 op Het Vrije Volk