dinsdag 9 april 2013

De ware oorzaak van de hypotheekcrisis


Niet hebzucht, maar de morele plicht tot het helpen van behoeftigen is de oorzaak van de hypotheekcrisis. De gevestigde media en linkse politici —is er nog een verschil tussen de twee?—proberen de hypotheekcrisis uit te buiten om ons ervan te overtuigen dat de vrije markt in diskrediet is gebracht. Een bijzonder hatelijke schrijfster bij de Atlanta Journal-Constitution waagt het zelfs om te eisen dat men haar uitlegt "Wat er gebeurd is met …[hen] die overheidsregulering hekelden en voordroegen uit het heilige schrift zoals opgetekend door Ayn Rand?"
Wel, hier zijn we dan—tenminste, hier ben ik—en ik ben niet onder de indruk van het gebral van de antikapitalisten, want zij zijn degenen die in deze kwestie de plank compleet misslaan.

Zowel Barack Obama en John McCain zijn het erover eens dat, in McCains woorden, de belangrijkste oorzaak van de financiële crisis “[het] egoïsme, de hebzucht, onverantwoordelijkheid en corruptie” op Wall Street is—alsof een hebzuchtige onderneming op Wall Street er belang bij heeft om bankroet te gaan.

Dit doet me denken aan een oude grap uit de film Ninotchka uit 1939, waarin een Sovjetfunctionaris een simpele zakelijke transactie verkeerd begrijpt en deze aan zijn kameraden als volgt uitlegt: "Kapitalistische methoden—ze vergaren miljoenen door verlies na verlies te maken." Jammer genoeg zijn de meeste politici net zo onbeholpen, wanneer zij proberen de werking van de vrije markt te begrijpen.

In werkelijkheid is de echte boosdoener achter deze financiële crisis niet de moraal van de hebzucht, maar de moraliteit van behoeftigheid. En over Ayn Rand gesproken, wat mij bij het aanschouwen van deze crisis te binnen schoot is een passage uit haar meesterwerk, Atlas Shrugged. Wanneer de Zuid-Amerikaanse kopermagnaat Francisco D'Anconia gevraagd wordt naar de spectaculaire mislukking van een grote mijnbouwonderneming, legt hij uit dat hij deze bestuurde conform de morele principes waarvan iedereen hem zei dat hij ze moest volgen: hij maakte zich uitsluitend zorgen over voldoende werkgelegenheid voor zijn werknemers, niet over het produceren van een echt product, en hij huurde zijn werknemers uitsluitend in op basis van hun ‘behoeften’. Wanneer hij bijvoorbeeld een mijnbouwspecialist inhuurt om de onderneming te besturen, verklaart D'Anconia "Hij was geen bijzonder goede specialist, maar hij had de baan erg hard nodig."

Hetzelfde patroon is van toepassing op de huidige hypotheekcrisis. Hypotheekverstrekkers gaven veel leningen aan mensen die niet bijzonder kredietwaardig waren, maar de leningen zeer hard nodig hadden. En, net als D'Anconia, handelden deze verstrekkers alleen maar volgens de morele principes waarvan iedereen zei dat ze die moesten volgen—net als het beleid dat toezichthouders bij de overheid en politieke leiders in het Congres van henverlangden.

Gedurende meer dan een decennium was het expliciete doel van wet- en regelgeving uit Washington dat kredietinstellingen gedwongen werden om meer leningen te verstrekken aan financieel zwakke leners. Dit alles met als doel het verschaffen van ‘betaalbare huisvesting’—aan leners waarvan we weten dat zij het zich eigenlijk niet konden veroorloven.
De aanval op kredietwaardigheidsnormen begon begin jaren negentig, toen er een beroep werd gedaan op de zgn. Community Reinvestment Act om vermeende discriminatie van minderheden en inwoners van achterstandswijken in de binnensteden te bestrijden. De veronderstelde discriminatie bleek te zijn gebaseerd op een ondeugdelijk onderzoek, maar het kwaad was al geschied. Om de veronderstelde discriminatie aan te pakken werden kredietinstellingen ertoe aangemoedigd om ‘flexibele normen voor toekenning van leningen’ te hanteren.

Een gids van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, met ‘richtlijnen voor kredietverstrekking met gelijke kansen’ gaf banken bijvoorbeeld het volgende advies hoe zij hun kredietwaardigheidsnormen konden bijstellen om te voorkomen dat ze werden bestraft. Banken moesten afstand doen van de gebruikelijke regels gebaseerd op de maximale verhouding tussen aflossingen op de hypotheek en het inkomen van de lener, omdat “veel huishoudens met een laag inkomen gewend zijn om een hoger percentage van hun inkomen uit te geven aan huur.” Lagere aanbetalingen en overdrachtskosten dienden te worden geaccepteerd want “Het vergaren van voldoende spaargeld om de kosten die gepaard gaan met een hypotheek te dekken is voor aanvragers met een laag inkomen vaak een aanzienlijke belemmering om een eigen huis te verwerven.” Bij het volgende is commentaar overbodig: “Beleid ten aanzien van aanvragers zonder kredietverleden of met een problematisch kredietverleden dient te worden herzien.” Verder dringt het document erop aan om flexibeler te zijn bij het verifiëren van het inkomen van de aanvrager, met inbegrip van het positief waarderen van “bijstands- en werkloosheidsuitkeringen”—die eigenlijk gelden als bewijs van een gebrek aan inkomen.

Dit alles was bedoeld om het aantal leningen aan verarmde zwarten in achterstandswijken in de binnensteden te vergroten. Maar banken kregen de waarschuwing mee dat “Als een instelling flexibiliteit toont bij de toepassing van kredietwaardigheidsnormen”—zoals door de overheid van hen werd verlangd—dan “moet zij hierin consequent zijn.” Dit betekent dat dezelfde uitgeholde kredietwaardigheidsnormen werden aangemoedigd en vereist voor iedereen.

Commentatoren klagen nu dat kredietverstrekkers verzuimden om de risico’s van de leningen die zij verstrekten te onderzoeken—maar in feite werden dergelijke onderzoeken met kracht ontmoedigd, of – indien onvoldoende kredietwaardigheid werd vastgesteld – te handelen op basis van deze kennis.

De beschuldiging van racisme was de stok waarmee de overheid kredietwaardigheidsnormen wist te verlagen. Maar kredietinstellingen klaagden hier zelden over, want de overheid was tegelijkertijd druk met het uitdelen van lokkertjes.
Kredietinstellingen raakten eraan gewend om leningen in het leven te roepen, om deze vervolgens te verkopen aan derden die de inkomsten uit deze leningen verpakten als “hypothecair gedekte obligaties.” Dit hield in dat de oorspronkelijke verstrekker riskantere leningen kon verstrekken, zonder bang te zijn dat hij nog steeds de houder van de hypotheek zou zijn wanneer de lener zijn verplichtingen niet meer kon nakomen. Maar waarom hanteerden de kopers van deze hypothecair gedekte obligaties geen striktere normen bij het bepalen van wat zij kochten?

Dit is het volgende puzzelstukje. Als onderdeel van de kruistocht voor ‘betaalbare huisvesting’ moedigde het Congres de uitbreiding van Fannie Mae en Freddie Mac systematisch aan, twee zgn. "government sponsored enterprises" die nou juist in het leven waren geroepen om hypotheken te kopen van de oorspronkelijke verstrekkers, garant te staan voor de inkomsten uit deze hypotheken, en deze vervolgens door te verkopen aan andere investeerders. Fannie Mae en Freddie Mac konden doorgaan met het garanderen van deze hypotheken zonder hun eigen reputatie m.b.t. kredietwaardigheid de vernieling in te helpen omdat zij door de federale overheid werden gesteund, waardoor de belastingbetaler moest opdraaien voor alle risico’s die hieraan verbonden waren.

Voor Fannie Mae en Freddie Mac was dit de kip met de gouden eieren. Dankzij de overheidssteun konden zij geld opnemen tegen lagere rentes dan andere kredietverstrekkers. Dit hield in dat zij een hypotheek die tegen een hoge rente was verstrekt konden kopen met kapitaal dat zij bijeenbrachten tegen een lagere rente—en het verschil tussen de rentetarieven in hun zak konden steken.

De financieel analist Bill Burnham, die als consulent werkzaam was bij Fannie Mae in de jaren 90, beschrijft de gevolgen van deze zwendel:

Fannie startte een reeks grotendeels succesvolle politieke campagnes om het aantal hypotheekobligaties dat beschikbaar was om hun verslaving te financieren te vergroten…. Al snel vond zij …[een] politiek aanvaardbare manier om de pool van hypotheken die zij kon kopen te vergroten: zij liet kredietwaardigheidsnormen vallen onder het voorwendsel het ‘eigenhuisbezit’ en ‘betaalbare huisvesting’ te bevorderen…

Fannie Mae startte een campagne om het ‘eigenhuisbezit’ en ‘betaalbare huisvesting’ te bevorderen. Men richtte een ‘stichting’ voor eigenhuisbezit op, die kantoren opende in bijna elk kiesdistrict en meteen begon met het mobiliseren van lokale voorstanders van ‘betaalbare huisvesting’ om druk uit te oefenen op hun volksvertegenwoordigers om Fannie Mae ‘programma’s voor betaalbare huisvesting’ aan te laten bieden…

Dit bleek Fannie Mae een zeer effectieve politieke coalitie op te leveren. Niet alleen bouwde men via de ‘stichting’ een gigantisch netwerk op van politieke medestanders die van onderaf actievoerden, maar politici zagen politieke voordelen in het steunen van de programma’s omdat zij zich de rol konden aanmeten van weldoeners die gezinnen hielpen een nieuw huis te kopen (in plaats van het verlagen van kredietwaardigheidsnormen om een groot bedrijf te helpen zijn winsten te laten blijven groeien door te profiteren van de garantstelling door de Amerikaanse overheid).

Maar niet alle druk tot het verlagen van normen kwam van Fannie Mae of Freddie Mac. Een deel was afkomstig van het Congres. Een recent artikel in de New York Times beschrijft hoe “leidinggevende personen van beide bedrijven volhouden dat een van de redenen dat de bedrijven zoveel slechte leningen hebben is dat het Congres jarenlang druk op hen uitoefende om hypotheken van leners met een laag inkomen te kopen om goedkope huisvesting te bevorderen.” In feite, “Ooit belde een belangrijke Democraat directeuren op en schreeuwde tegen hen dat zij meer leningen van leners met een laag inkomen moesten kopen, volgens een bron in het Congres.”

Een vergelijkbaar voorval werd mij door een van mijn lezers gemaild. Uit een link naar een persbericht uit 2006 blijkt hoe het federale Ministerie voor Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling, het Department of Housing and Urban Development, opschept over zijn rol in het aanmoedigen van Fannie Mae en Freddie Mac om te voldoen aan hun door de overheid opgelegde doelstellingen voor het tot stand brengen van miljoenen leningen aan leners met lage of middelmatige inkomens en aan mensen uit de binnensteden en andere ‘slecht bediende’—d.w.z. onaantrekkelijke—buurten.

Ter ondersteuning van dit alles, was er nog een andere vorm overheidsbemoeienis die zorgde dat de slechte leningen bleven komen. De centrale bank, de Federal Reserve, heeft de rentetarieven voortdurend laag gehouden, zelfs toen daardoor inflatie dreigde, juist om ervoor te zorgen dat kapitaal tegen lage rente de financiële markten op bleef stromen, in een poging om de economie kunstmatig te stimuleren. Je kunt niet zeggen dat de Fed hier niet in slaagde, want het verstrekken van kapitaal werd gestimuleerd—kunstmatig, en daarom moeten we nu de rekening betalen.

Het is niet mijn bedoeling om te suggereren dat de boom op de huizenmarkt in zijn geheel een ‘zeepbel’ was. De huizenprijzen zijn gedaald, maar ze zijn nog steeds aanzienlijk hoger dan voor de boom. Een reële stijging van de waarde van woningen wordt in stand gehouden door een groeiende bevolking en stijgende welvaart, die het mogelijk maakt dat Amerikanen grotere en mooiere huizen bouwen dan zij dertig jaar geleden deden.

Deze boom op de huizenmarkt was echt, en de overheid heeft haar niet gecreëerd. Het enige wat de overheid deed was het onstabiel maken van de boom door het verstrekken van riskante leningen op grote schaal aan te moedigen—en vervolgens dit risico te maskeren met de belofte van garantstelling door de overheid.

Dit debacle draagt de vingerafdrukken van het US Congress, de US Treasury(Ministerie van Financiën), de Federal Reserve (centrale bank), het Department of Housing and Urban Development (Ministerie van Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling), en de zgn. government sponsored enterprises' de Federal National Mortgage Association (Fannie Mae) en de Federal Home Loan Mortgage Corporation (Freddie Mac).

Wie deze letterbrij bij elkaar optelt, ziet dat twee woorden eruit springen: ‘federal’ en ‘government’, federaal en overheid dus.

Wie kan mij eens uitleggen hoe dit alles het gevolg is van particuliere hebzucht en de vrije markt?

Nu de overheid een nog grotere rol op zich neemt, met plannen om iedereen te hulp te schieten van huiseigenaren (een ongelukkige term in dit geval, want vele in moeilijkheden verkerende leners bezitten maar weinig actief vermogen in hun huizen) tot investeringsbanken. De New York Times merkte onlangs de ironie op:  

[I]n een land dat zichzelf beschouwt als een bolwerk van vrijheid van ondernemerschap, heeft de overheid zichzelf getransformeerd van een betrouwbare borg tot in feite de enige kapitaalverstrekker voor miljoenen Amerikanen die de belangrijkste transactie van hun leven aangaan.

Wanneer de overheid bedrijven die failliet gaan te hulp schiet, noemen economen dat een ‘moreel risico’, omdat de belofte van de overheid om te hulp te schieten onverantwoord gedrag aanmoedigt. Maar hier is van sprake van een veel groter moreel risico.

De morele standaard die de drijfveer vormt achter het debacle van ‘betaalbare huisvesting’ was behoeftigheid, niet hebzucht. Hypotheken moesten worden verstrekt aan leners met een laag inkomen en weinig financiële stabiliteit omdat hun behoeftigheid hen zogenaamd recht gaf op de voordelen van eigenhuisbezit. Dit verklaart de ogenschijnlijk krankzinnige haastigheid waarmee kredietwaardigheidsnormen voor hypotheken werden uitgehold. Aan leners met een hoog risicoprofiel moesten leningen worden verstrekt juist omdatzij een hoog risicoprofiel hadden, en daarom de leningen harder nodig hadden—en het was aan de kapitaalverstrekkers, investeerders en uiteindelijk de belastingbetaler om de last van dit verhoogde risico te dragen.

De hypotheekcrisis is niet het resultaat van egoïsme. Het is het resultaat van een moraal die zich tegen eigenbelang keert en van verantwoordelijke individuen verlangt om zichzelf op te offeren voor de noden van hen die niet verantwoordelijk zijn. En als dat morele risico eenmaal is geïntroduceerd, is er geen grens aan wat er kan worden opgeëist op basis van behoeftigheid—en, nu de miljarden dollars aan federale hulpprogramma’s zich opstapelen, geen grens aan wat wij met z’n allen zullen moeten opofferen.

Over opoffering gesproken, dat is precies waarvoor Ayn Rand waarschuwde. Gediscrediteerd? Ik zou zeggen dat ze gelijk heeft gekregen.
 
Dit artikel verscheen voor het eerst in The Intellectual Activist daily van 17 september, een objectivistische nieuwsbrief die via e-mail naar abonnees wordt verstuurd. De auteur van het artikel is Robert W. Tracinski, tevens uitgever van TIAdaily.

In het bovenstaand artikel brengt Robert Tracinski ook de rol van de centrale bank te sprake:
Ter ondersteuning van dit alles, was er nog een andere vorm overheidsbemoeienis die zorgde dat de slechte leningen bleven komen. De centrale bank, de Federal Reserve, heeft de rentetarieven voortdurend laag gehouden, zelfs toen daardoor inflatie dreigde, juist om ervoor te zorgen dat kapitaal tegen lage rente de financiële markten op bleef stromen, in een poging om de economie kunstmatig te stimuleren. Je kunt niet zeggen dat de Fed hier niet in slaagde, want het verstrekken van kapitaal werd gestimuleerd—kunstmatig, en daarom moeten we nu de rekening betalen.

In dit verband zou ik willen voorstellen om het 'randschrift' op de Amerikaanse dollar te handhaven, op voorwaarde dat er een letter aan wordt toegevoegd: In Gold We Trust.
klik op het plaatje voor een artikel over waarom een terugkeer naar de goudstandaard de beste oplossing voor deze crisis is. De video waar de Engelse versie van dit artikel naar linkt, is vaak moeilijk bereikbaar, waarschijnlijk is de server overbelast. De tekst van de video is te vinden in Capitalism The Unknown Ideal - in het hoofdstuk The Truth about Gold and Economic Freedom, maar staat ook in het Nederlands vertaald op meervrijheid.nl.

Het plaatje bij dit artikel is afkomstig van Investor's Business Daily
Dit artikel verscheen eerst op 7 oktober 2008 op Het Vrije Volk